Vogel

BLOG

Een van de leukere dingen van wonen in Amsterdam, zijn de bijzondere vogels die je af en toe tegenkomt. Vogel is hier een metafoor. Hoewel, de vogel die ik in gedachten heb draagt een enorme zwarte jas van ontplofte poedelvacht – net een vogel. Zwarte Pino zou een treffende bijnaam zijn. Hij zit tegenover mij. Zijn omvang is verdubbeld ten opzichte van een kwartier geleden, toen de jas nog naast hem lag. Vogel en ik zitten aan een lange houten tafel in een koffiezaak. Hoewel het publiek hier tamelijk gemêleerd is – hipsters, studenten, senioren, vrouwen met hoofdoek – springt Vogel er duidelijk uit. Niet alleen dankzij de jas, maar ook vanwege zijn schoeisel. Suède veterschoenen compleet bedekt met vierkante gouden studs, die hij draagt met een nonchalance alsof het elke dag gouden schoenendag is.

Ook qua gedrag valt Vogel op. Iemand die op een plek als deze geen krant leest of naar zijn laptopscherm tuurt, is een zonderling. Vogel tekent. Of eigenlijk illustreert. Hij tekent met zwarte stift allemaal bolletjes tegen elkaar aan. Ik dacht dat het een abstracte voorstelling werd, maar nu ik over mijn scherm heen tuur zie ik dat het een kledingontwerp is. Ik registreer een top en een rok met een print van groene, blauwe en zilveren bolletjes. Natuurlijk. Vogel is kledingontwerper. Dat had ik best eerder kunnen bedenken. Is hij een gevestigde naam, of de volgende Bas Kosters? Nu valt ook zijn kapsel me op. Aan de zijkanten kortgeknipt, van voren vallen lange, krullende grijze lokken over zijn voorhoofd. Omdat ik Vogel zo fascinerend vind en hem bespied, hebben we af en toe oogcontact. Vriendelijke, bruine ogen kijken dan terug.

‘Wat schrijf je?’ Hij spreekt me aan, mijn hart maakt een sprong en begint hard te bonzen. Ik voel me betrapt, en niet zo’n beetje ook. Ik ontwijk zijn blik en staar naar buiten. ‘Nou, ja, ehm, ik schrijf eigenlijk, eh, wat ik op straat zie of meemaak of zo. Ja, dus.’ Vogel ziet dat ik mijn schrijven niet prijs wil geven. Hij gunt het me. Vraagt niet verder. Goddank. Ik zeg tegen mezelf dat mijn laptopscherm niet doorzichtig is. Hij kan het niet zien, hij kan het niet zien, hij kan het niet zien. Mijn hart blijft bonzen. Snel verander ik van onderwerp. ‘En wat doe jij? Ontwerp je kleding?’ Vogel schudt zijn hoofd. ‘Ik ben wel designer, maar dan in de voedselbranche. Dit hier doe ik voor mijn lol.’ Ik knik hem toe. ‘Oh, wat leuk, nou het ziet er mooi uit hoor.’ Vogel voelt zich aangemoedigd en begint te vertellen.

Hij heeft een hekel aan de broeken met scheuren die iedereen nu draagt. Hij houdt van leer. Wat hij in gedachten heeft voor dit ontwerp is hele lange dunne reepjes leer, die aan elkaar lijmen en daar dan rondjes van maken. Ik volg Vogel niet, maar blijf knikken. Hij bladert door zijn schetsboek, ik zie meer ontwerpen, veel kleur, fuchsia roze, aquamarijn blauw. Eén ontwerp valt me vooral op. Het is een soort zwart lapje met een hap eruit. ‘Dat is een rokje voor een man’, legt Vogel uit. Ik vind het ambitieus. Dat houd ik voor me. Vogel houdt ook van ritsen, vooral als je die naar beneden dichtritst in plaats van omhoog. ‘En ik wil heel graag een lange lakleren broek’ zegt hij met een glinstering in zijn ogen. ‘Oh ja, cool’, antwoord ik. Zo’n broek kan hij goed hebben. Hij woont in een caravan in Gaasperplas maar zoekt naar een normale woning, vertelt hij. Dat is niet makkelijk in deze markt. Ik beaam dat.

Ik moet ervan door. Als ik opsta wil ik nog wel van Vogel weten hoe je de stof van zijn zwarte jas noemt. Het is geen faux-fur, maar wat dan wel? ‘Dit is Tibetaanse lama’ zegt Vogel, en streelt met zijn hand over zijn mouw. Hij kijkt er een beetje verliefd bij. Ik staar naar mijn auberginekleurige laarsjes en mijn wollen jas in dezelfde kleur. Ik vraag me af of Vogel dat mooi vindt, of juist saai. ‘Nou, fijne dag he, en succes met je ontwerpen’, zeg ik. ‘Ja dank je, en misschien tot ziens!’ Hij zingt het bijna. Toch echt een vogel.